Art 45 Lid 1 Wetboek Van Strafrecht

Heb je je ooit afgevraagd hoe het rechtssysteem omgaat met situaties waarin iemand een misdaad wil plegen, maar er uiteindelijk niet in slaagt? Dat is precies waar artikel 45, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) over gaat. Het regelt de strafbaarheid van poging. Dit artikel kan heel complex lijken, maar in essentie gaat het om het beschermen van de maatschappij, zelfs wanneer een misdaad niet volledig is uitgevoerd. Laten we dit eens verder ontrafelen.
Wat is artikel 45, lid 1 Sr?
Artikel 45, lid 1 Sr luidt als volgt: "Poging tot een misdrijf is strafbaar, wanneer het voornemen van de dader zich door een begin van uitvoering heeft geopenbaard." Het is een kernbegrip binnen het Nederlandse strafrecht. Dit artikel stelt dat de poging tot het plegen van een misdrijf al strafbaar is, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan.
De essentiële elementen van een strafbare poging
Om te begrijpen wanneer een poging strafbaar is, moeten we kijken naar de volgende elementen:
- Voornemen: Er moet een duidelijk voornemen zijn geweest om een misdrijf te plegen. Dit is de mentale component. De verdachte moet het plan hebben gehad om de verboden handeling te verrichten.
- Begin van uitvoering: Dit is het meest cruciale en vaak het meest complexe element. Er moet sprake zijn van een "begin van uitvoering". Dit betekent dat de handelingen van de verdachte verder moeten gaan dan louter voorbereiding. Het moet een daad zijn die, naar zijn aard, objectief gezien kan leiden tot de voltooiing van het misdrijf.
- Misdrijf: Artikel 45, lid 1 Sr geldt alleen voor misdrijven, niet voor overtredingen. Dit is een belangrijk onderscheid. Misdrijven zijn ernstigere strafbare feiten dan overtredingen.
Waarom is poging strafbaar?
De strafbaarheid van poging is gebaseerd op de gedachte dat de intentie van de dader en de gevaarzetting voor de rechtsorde voldoende reden zijn om in te grijpen, zelfs als het misdrijf niet is voltooid. Het idee is dat de samenleving beschermd moet worden tegen mensen die de intentie hebben om schade aan te richten, zelfs als ze daarin niet slagen. Zonder deze bepaling zou de overheid machteloos staan tegenover mensen die duidelijk bezig zijn met het voorbereiden van ernstige misdrijven.
Stel je voor dat iemand een bank overvalt, maar wordt betrapt voordat hij geld kan stelen. Zonder artikel 45, lid 1 Sr zou hij mogelijk vrijuit gaan omdat hij "niets" heeft gestolen. Echter, de intentie en de daad van het binnengaan van de bank met een wapen zijn al voldoende reden tot strafvervolging.
Het lastige onderscheid: Voorbereiding versus begin van uitvoering
De grens tussen voorbereiding en een begin van uitvoering is vaak flinterdun en kan in de praktijk tot ingewikkelde juridische discussies leiden. Voorbereidingshandelingen zijn handelingen die nog niet direct gericht zijn op de voltooiing van het misdrijf, maar er wel op gericht zijn om de uitvoering mogelijk te maken. Denk aan het kopen van een wapen, het plannen van een overval of het observeren van een slachtoffer.
Een cruciaal arrest hierbij is het Cito-arrest (HR 25 juni 1985, NJ 1986, 801). In deze zaak probeerden verdachten een kluis open te breken. De Hoge Raad oordeelde dat er sprake was van een begin van uitvoering, omdat de handelingen van de verdachten naar hun uiterlijke verschijningsvorm moesten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het misdrijf.
Praktisch voorbeeld: Iemand koopt een mes met de intentie om iemand neer te steken. Dit is in principe een voorbereidingshandeling. Echter, als hij met het mes in zijn hand op de beoogde slachtoffer afrent en een steekbeweging maakt (ook al raakt hij het slachtoffer niet), is er sprake van een begin van uitvoering van een poging tot doodslag.
De objectieve benadering
De beoordeling of er sprake is van een begin van uitvoering gebeurt objectief. Dit betekent dat er gekeken wordt naar de handelingen zelf, los van de intentie van de dader. De rechter zal beoordelen of de handelingen, naar hun aard, objectief gezien kunnen leiden tot de voltooiing van het misdrijf. Het is dus niet voldoende dat de dader zelf denkt dat hij bezig is met de uitvoering; de handelingen moeten ook daadwerkelijk een gevaar opleveren voor de rechtsorde.
De strafmaat bij poging
De straf voor een poging is lager dan de straf voor het voltooide misdrijf. Artikel 45, lid 2 Sr bepaalt dat de straf voor een poging maximaal twee derde bedraagt van de maximumstraf die voor het voltooide misdrijf zou gelden. Dit is logisch, omdat de schade die is aangericht door een poging over het algemeen minder groot is dan de schade die is aangericht door een voltooid misdrijf. De exacte straf die wordt opgelegd, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de ernst van het misdrijf, de mate van gevaarzetting en de persoonlijke omstandigheden van de dader.
Vrijwillige terugtred
Er is een belangrijke uitzondering op de strafbaarheid van poging, namelijk vrijwillige terugtred. Artikel 46b Sr bepaalt dat de poging niet strafbaar is indien de dader vrijwillig heeft voorkomen dat het misdrijf is voltooid. Dit betekent dat de dader op eigen initiatief en uit vrije wil heeft afgezien van het plegen van het misdrijf. De reden voor deze bepaling is dat de wetgever de dader wil stimuleren om af te zien van het plegen van het misdrijf. Als de dader weet dat hij straffeloos blijft als hij vrijwillig terugtreedt, is de kans groter dat hij dit ook daadwerkelijk zal doen.
Voorbeeld: Iemand staat op het punt een ruit in te gooien om in te breken in een winkel. Op het laatste moment bedenkt hij zich en loopt weg. Als hij dit doet uit vrije wil, is er sprake van vrijwillige terugtred en is de poging tot inbraak niet strafbaar.
Het moet wel echt vrijwillig zijn. Als de dader afziet van het plegen van het misdrijf omdat hij wordt betrapt of omdat hij bang is gepakt te worden, is er geen sprake van vrijwillige terugtred.
Conclusie
Artikel 45, lid 1 Sr is een complex maar essentieel onderdeel van het Nederlandse strafrecht. Het stelt dat de poging tot het plegen van een misdrijf strafbaar is, mits er sprake is van een voornemen en een begin van uitvoering. De grens tussen voorbereiding en een begin van uitvoering is vaak lastig te bepalen en kan leiden tot ingewikkelde juridische discussies. De straf voor een poging is lager dan de straf voor het voltooide misdrijf. Een belangrijke uitzondering op de strafbaarheid van poging is vrijwillige terugtred. Door de strafbaarheid van poging wordt de samenleving beschermd tegen mensen die de intentie hebben om schade aan te richten, zelfs als ze daarin niet slagen. Het is een complex veld binnen het strafrecht, maar een cruciale om de rechtsorde te beschermen.

